André Godschalk

Deze keer in `Mannen van Staal’ eindelijk eens een keer geen oud-coureur die op een oud crossbrommertje zijn carrière is begonnen. Maar eentje die als jonge vent het lef had om zonder enige ervaring in het zijspanbakje van een Triumph-Wasp te stappen. De carrière van André Godschalk begon namelijk toen hij als achttienjarige een keertje ging kijken naar zijn buurman Frans Polman, die net was begonnen met zijspancrossen. Hij zou een lange carrière hebben als bakkenist en stond vele toppers bij.

Met Luc Descheemaeker won Godschalk bijna de Duitse GP in Bilstein in 1987.

`IK HEB HELE MOOIE JAREN MEEGEMAAKT, WAARBIJ PLEZIER EN SPORT HAND IN HAND GINGEN!’

Heel verrassend koos topper Broer Dirkx in 1974 voor groentje André Godschalk als bakkenist.
Heel verrassend koos topper Broer Dirkx in 1974 voor groentje André Godschalk als bakkenist.

André Godschalk: “Frans Polman woonde twee huizen verderop, bij ons in Groessen. Ik stond een keer naar hem te kijken, toen zijn toenmalige bakkenist uit de bak viel en hij kon niet verder. Toen kreeg ik de vraag of ik het niet eens wilde proberen. Ik heb me wel even achter mijn oor gekrabd, want voor mij was dit helemaal nieuw. Ik heb het toch gedaan en ben op die manier dat wereldje in gerold.” Na de eerste wedstrijden met Polman was Godschalk helemaal om en later zou hij jarenlang wedstrijden rijden in binnen- en buitenland met mannen als Broer Dirkx, Jan Bak, Han en Herman Vels, Eric Bruil en Luc Descheemaeker. Maar ook als invaller werd Godschalk veel gevraagd; zo fungeerde hij verschillende keren als stand-in bij Rikus Lubbers, Ton van Heugten en ook August Muller. Met die laatste won hij als vervanger van Henk van Heek zelfs een GP. Inmiddels is Godschalk zestig jaar en de tegenwoordig in Zevenaar wonende huisschilder kijkt tevreden terug op zijn lange loopbaan als bakkenist.

Godschalk: “De eerste twee jaar reed ik met Frans Polman bij de junioren. We hadden een Triumph- Wasp, waar later een Weslake cilinder op werd gezet. In die tijd waren het zelfs bij de junioren vaak spannende wedstrijden, want ook mannen als Wil van der Laan en Ton van Heugten begonnen toen net. Bovendien stond je bij die junioren vaak met ruim zestig spannen aan de start en moest je in de series flink doorrijden voor een finaleplaats. Na twee jaar bij Polman kwam ik bij Jan Bak uit Holten terecht. Dat was alweer een stapje hoger. Jan was senior en wilde toen graag in het buitenland rijden. We kregen echter geen internationaal startbewijs van de KNMV, omdat er al genoeg snelle rijders waren. We namen toen een buitenlandse licentie (Jan Bak was daarmee een trendsetter, want veertig jaar later rijden er nog steeds veel Nederlandse combinatie met een buitenlandse licentie in de GP’s, red.) en gingen naar Duitsland en Oostenrijk. Daar heb ik veel geleerd. We mochten echter niet meer meedoen aan het Nederlands kampioenschap. Dat was natuurlijk jammer, maar dat gegeven heeft wel veel invloed gehad op mijn verdere loopbaan. Er was begin 1973 namelijk een wedstrijd in Sint Isidorushoeve. Ik was die zondag vrij en besloot mijn ouders een plezier te doen door op zondagmorgen naar de kerk te gaan. Terwijl ik in de mis zat, ging bij ons thuis de telefoon: Broer Dirkx aan de lijn of ik naar Sint Isidorushoeve wilde komen. ‘Dat gaat nu niet, want André is zijn zondagsplicht aan het vervullen’, zei mijn pa. ‘Haal hem toch maar gauw uit de kerk, want ik heb hem nodig’, moet Broer toen gezegd hebben. Dat heeft mijn vader toen gedaan. Ik wist natuurlijk niet wat me overkwam: Broer Dirkx, dat was dé grote man in die tijd. De absolute topper die na vele solokampioenschappen was overgestapt naar de zijspannen en ook daar vooraan reed. Er was echter één probleem: ik had geen vervoer. Mijn vriend Willem Raasing bracht gelukkig uitkomst en ik ben bij hem achterop zijn Triumph Bonneville gestapt en zo zijn we naar Sint Isidorushoeve gescheurd, waar ik net op tijd aankwam. Daar bleek dat Dirkx’vaste bakkenist Henk Mensing te geblesseerd was om te rijden.”

Met Broer Dirkx werd Andre Godschalk in 1974 Nederlands kampioen zijspancross.
Met Broer Dirkx werd Andre Godschalk in 1974 Nederlands kampioen zijspancross.

De samenwerking tussen de door de wol geverfde Broer Dirkx ­ bijgenaamd ‘De Bulldozer’ en groentje André Godschalk verliep uitstekend. Het nieuwbakken duo werd die dag in de eerste manche vierde en toen tussen de races door de zijspanbeugel aan Godschalks wensen werden aangepast, wonnen ze prompt de tweede manche. Dit zou het begin worden van een tweejarige samenwerking, waarbij het duo in 1974 de Nederlandse titel veroverde. Dirkx en Godschalk gingen eind 1974 echter niet als vrienden uit elkaar. Vlak voor de laatste NK in Gendt kreeg Godschalk griep.

Eén van Godschalks allereerste wedstrijden was met Frans Polman in Gendt, in 1972.
Eén van Godschalks allereerste wedstrijden was met Frans Polman in Gendt, in 1972.

“Ik was echt doodziek en mocht van de huisarts dan ook niet rijden. Mijn afmelding viel bij Dirkx niet in goede aarde. Een paar dagen later belde hij dat ik helemaal niet meer hoefde te komen, want hij ging weer met Mensing rijden. Het is toen nooit meer goedgekomen tussen Broer en mij. Ik ben daarna bij de junioren met Herman Vels gaan rijden en ben later bij diens broer Han in het bakje gestapt. Dat waren echte ijzervreters uit Westendorp en je kon er ook nog eens vreselijk mee lachen. In die tijd had je aan het eind van het seizoen bijvoorbeeld de teamcrosses, mooie wedstrijden met veel sfeer om het seizoen af te sluiten. Wij zaten in het team Van Halle en hadden altijd het grootste plezier. Er werd echter ook nog gepresteerd, want ondanks de lol wilden we natuurlijk wel winnen en dat lukte regelmatig. Ik heb uiteindelijk bijna met de hele familie Vels gereden. Eerst dus met Herman bij de junioren en toen van 1977 tot en met 1979 met Han. We haalden bij de senioren het begeerde H-nummer en werden in de GP van Zaltbommel zelfs een keer vijfde. Later heb ik ook nog met de schoonzoon van Herman Vels, Eric Bruil, gereden. Dat waren hele mooie jaren, waarbij plezier en sport hand in hand gingen!” Na die vele plezierige jaren gaat Godschalk in zee met de Belg Luc Descheemaeker. De immer goedlachse Belg rijdt dan al een paar jaar Grand Prix en wil graag profiteren van de ervaring die Godschalk inmiddels heeft opgedaan. Aanvankelijk verloopt de samenwerking goed.

Na Herman en Han Vels volgde Herman's schoonzoon Eric Bruil als rijder.
Na Herman en Han Vels volgde Herman’s schoonzoon Eric Bruil als rijder.

Godschalk: “Descheemaeker reed eigenlijk nooit in Nederland of België, bijna altijd in Frankrijk. Ik ging dan ook vaak vrijdag of zaterdag vanuit Zevenaar met mijn vrouw Tilly in ons Opel Kadetje naar het Belgische Alken, waar Luc woonde. Daar werd dan snel de bagage en de crosskleding overgepakt en vertrokken we of naar een wedstrijd in Frankrijk of naar een Grand Prix. Ook dat werd een prachtige tijd, want met Lucky Luc ­ zoals we Descheemaeker noemden ­ verveelde je jezelf nooit. Die kon prachtige verhalen vertellen en de tijd vloog als we onderweg naar de wedstrijden waren.” Godschalk werd met Dirks in 1974 Nederlands kampioen en scoorde met Han Vels en later Eric Bruil ook altijd goed in de Nederlandse wedstrijden. Toch brak hij op GP-niveau nooit door. In 1974 won hij samen met Broer Dirkx een keer een FIM Cup-wedstrijd in Denemarken. Het zou vervolgens tot 1987 duren eer André Godschalk voor het eerste een Grand Prix-manche zou winnen.

Met Han Vels werd in Anloo het felbegeerde H-nummer in de wacht gesleept.
Met Han Vels werd in Anloo het felbegeerde H-nummer in de wacht gesleept.
Een fraaie actie met Han Vels tijdens de Grand Prix in Lochem in 1978.
Een fraaie actie met Han Vels tijdens de Grand Prix in Lochem in 1978.

Op 12 juli 1987 wordt in het vlak bij Keulen liggende Bielstein de Duitse Grand Prix van dat jaar verreden. Bielstein is een keihard, snel circuit en het is die dag ook nog eens erg warm. Omstandigheden die het duo Descheemaeker/Godschalk wel liggen; een jaar eerder behaalde het Belgisch-Nederlandse koppel onder gelijke omstandigheden in San Marino en Spanje hun beste resultaten. Godschalk: “We werden in 1986 in San Marino al een keer derde. Het was daar ontzettend warm en we pakten in de laatste ronde de Deen Parmo Nielsen nog. Ook in Spanje reden we in de hitte naar de top vijf. Een jaar later liep het echter niet lekker binnen het team. Het ging voor geen meter en we hebben vlak voor de wedstrijd in Bielstein samen een stevig gesprek gehad. Voor Bielstein stonden de neuzen weer in dezelfde richting en hadden we vervolgens de dag van ons leven. Alles lukte! We hadden in de eerste heat een goede start en het leek wel alsof we vlogen. Zonder enig probleem wonnen we afgetekend de wedstrijd voor de toppers van toen, de gebroeders Millard en August Muller. We waren echt de koning te rijk. In de tweede manche leken we de stunt van de eerste heat te kunnen herhalen. We hadden opnieuw een bliksemstart en reden tot vlak voor de finish aan de leiding. Ik had Luc net een schouderklopje gegeven ten teken dat het goed ging en toen ging het zijspanwiel stuk. Daar ging onze droom, want in plaats van de beker en de champagne beten we in het stof. Dat was natuurlijk een desillusie, maar achteraf ben ik dik tevreden over wat we die dag in Bielstein gepresteerd hebben.”

Met Luc Descheemaeker won Godschalk bijna de Duitse GP in Bilstein in 1987.
Met Luc Descheemaeker won Godschalk bijna de Duitse GP in Bilstein in 1987.

Een paar wedstrijden later kwam er toch een einde aan de samenwerking met de altijd vrolijke Belg. Later in het jaar zou Godschalk toch zijn nog eerste echte Grand Prix winnen. Niet met de Belg, maar met August Muller. Muller was het hele jaar al kandidaat voor de wereldtitel. Met nog drie GP’s te gaan, waren er in 1987 nog drie kandidaten voor de wereldtitel over: August Muller/Henk Van Heek, de Zwitsers Bächtold/Fuss en de combinatie Rijn van Gastel/Erik Hurkmans. In Portugal ging het echter helemaal fout voor Muller/Van Heek, want in de eerst heat raakte Van Heek bevangen door de hitte en moest naar het ziekenhuis. Een week later stond de Spaanse Grand Prix in Moron de la Frontera op het programma en Muller moest op zoek naar een vervanger, want Van Heek was niet op tijd hersteld. Hij kwam toen al snel bij André Godschalk terecht. De zijspancross-kenners waren destijds niet verrast door Mullers keuze, want Godschalk stond bekend als een hele slimme, uitgekookte bakkenist die de machine altijd in balans kon houden zonder dat het hem ook maar enige moeite leek te kosten. Hij deed precies wat ‘ie doen moest en ging heel spaarzaam met zijn energie om. Als rijder merkte je Godschalk nauwelijks en dat tekent de toppers in het zijspanbakje. Godschalk: “Net als 14 jaar eerder bij Broer Dirkx, kreeg ik ook nu een belangrijk telefoontje.

Ook bij Ton van Heugten fungeerde Andre Godschalk als invaller-bakkenist.
Ook bij Ton van Heugten fungeerde Andre Godschalk als invaller-bakkenist.

In plaats van mijn vader pakte nu mijn vrouw op. ‘Muller aan de lijn’ zei ze. Dat telefoontje heeft ervoor gezorgd dat ik in mijn lange carrière toch nog een Grand Prix won. August vroeg of ik in Spanje met hem wilde rijden. Omdat Luc en ik net een streep onder onze samenwerking hadden gezet was ik vrij, dus waarom niet. We zijn vrijdags op het vliegtuig gestapt; in mijn bagage had ik een paar stukken buis, die ik graag aan de beugel gelast wilde hebben. Ik reed namelijk altijd met een soort oog aan de rechterkant van de beugel, zodat ik iets verder uit kon hangen. In het rennerskwartier heeft Bennie Janssen die buizen nog aan de beugel van Augusts VMC gelast. Ik ben vervolgens onbevangen aan de klus begonnen. We hadden immers niets te verliezen; elk resultaat was meegenomen. We zijn voorzichtig begonnen in de eerste heat, maar het ging steeds beter en we reden in no-time naar de eerste plaats en wonnen die wedstrijd. In de tweede heat werden we na een inhaalrace derde achter onder andere Bennie Janssen/Frans Geurts van Kessel, maar we wonnen daarmee wel de Grand Prix. Voor mij was dat belangrijk, omdat ik nu in mijn lange carrière toch een keer een GP gewonnen had. En voor Muller was het belangrijk omdat hij nu toch weer kans had op de wereldtitel, met alleen de GP van Italië nog voor de boeg. Achteraf lukte het August net niet om wereldkampioen te worden, maar die GP in Spanje was voor mij een weekeinde om nooit meer te vergeten. Later ben ik trouwens toch weer bij Luc Descheemaeker in de bak gekropen. Niet meer om te crossen, maar om grasbaanraces te rijden. Dat was ook wel mooi; we zijn in 1993 zelfs een keer zesde in het EK geworden.”

Godschalk sloot zijn lange carrière af als bakkenist in de grasbaanraces, opnieuw bij Luc Descheemaeker.
Godschalk sloot zijn lange carrière af als bakkenist in de grasbaanraces, opnieuw bij Luc Descheemaeker.

“Al met al is bakkenisten echt een mooie tijd geweest. Ik heb de sport echt altijd als amateur beoefend. Ik kreeg wat geld voor de benzine om naar de crossen te reizen en de rijders zorgden verder voor het eten en drinken op de races en voor de crosskleding. Meer hoefde ik ook niet, want ik heb het nooit als een beroep gezien, maar als een sport waaraan ik samen met mij gezin ontzettend veel plezier heb beleefd. Tegenwoordig ga ik nog regelmatig kijken. Petje af voor de prestaties die de Nederlanders nog steeds leveren in deze tak van motorsport. Mannen als Willemsen en Bax zorgen ervoor dat deze sport bij ons nog steeds leeft. Ook Gert van Werven, de schoonzoon van Eric Bruil die nu lekker vooraan begint mee te draaien, volg ik natuurlijk met wat meer belangstelling. Want door zijn familiebanden met de Velsen voelt dat voor mij ook zelfs een beetje als familie.”

Foto’s Jan de With, Archief André Godschalk


Dit artikel komt uit Noppennieuws 3 / 2014

(Visited 356 times, 1 visits today)
Sluiten