Voor de duivel niet bang!
In 1977 werd in het Drentse Norg de Nederlandse 500 cc motocross Grand Prix verreden. Opvallend aan de lange baan door de fraaie bossen was het startterrein dat rondom een voetbalveld aan de rand van het dorp was gesitueerd en wel iets had van het ovaal van een grasbaancircuit. Ik mocht het hele weekeinde met mijn vader mee, die in die tijd in de technische commissie van de KNMV zat. Dat had zo zijn voordelen, want ik mocht met mijn geritselde dienstkaartje op dat verder hermetisch afgesloten binnenterrein komen. Neef Gerrit Wolsink had in het seizoen ervoor nipt de wereldtitel verloren. Tijdens de eerste GrandPrix van dat jaar in het Oostenrijkse Sittendorf won Wolsink een heat en Norg stond als tweede GP op de kalender. De verwachtingen van de vele duizenden toeschouwers waren net als bij mij dan ook erg hooggespannen. Wolsink won echter niet, maar werd achter Heikki Mikkola (die dat jaar de wereldtitel zou winnen), Roger De Coster en de Amerikaan Brad Lackey vierde.
Geen Nederlands succes dus tijdens die WK-wedstrijd van Norg, maar het was wel het eerste grote optreden van ene Klaas Poppinga uit Surhuisterveen. Poppinga was in Friesland toen al een bekendheid, maar had nadat hij in het bijprogramma de 250 cc juniorklasse had gewonnen ook in één klap furore gemaakt bij de motocrossfans uit de rest van Nederland. Die faam maakte de blonde Fries niet alleen met zijn overwinning, maar vooral door zijn rijstijl. Poppinga boenderde met zijn Maico plankgas over het startterrein en had daarbij ook nog eens een geheel eigen rijstijl. Met zijn hoge stuur leek het wel alsof hij op een Harley Davidson zat. En zitten deed hij.
Poppinga was niet alleen bij mij opgevallen. Klaas Oenema, garagehouder uit Gorredijk en diens maat Henk Moll van het taxibedrijf aldaar, droegen de motorsport een wam hart toe en hadden tijdens hun bezoek ook gezien dat de 19-jarige Poppinga, die zo model zou hebben kunnen staan voor een van de hoofdrolspelers uit de jeugdboekenserie van de Kameleon, wel eens razend populair zou kunnen worden. Henk Moll die nu, 35 jaar later, samen met zijn zoons Lammert en Sierd nog steeds de ONK’s en de GP’s van dichtbij volgt: “We gingen toen al regelmatig naar de cross en dat jaar dus ook naar Norg. Poppinga viel ons direct op door zijn stijl en vooral zijn vechtlust. Dat vonden we natuurlijk prachtig en toen bleek dat hij ook nog bij ons uit de buurt kwam waren we helemaal verkocht. Oenema wist al wel iets van sportsponsering, want hij deed toen al wat bij de voetbalclub van Heerenveen. Hij zag wel wat in Poppinga die precies voldeed aan het beeld waar wij in Friesland van houden: namelijk de mouwen opstropen en gas geven!”
Het beeld dat Henk schetste klopt helemaal, ook ik had vanaf die wedstrijd in Norg, nu 35 jaar geleden, een zwak voor de blonde Klaas Poppinga. Ik stond daarin niet alleen, want nadat hij in 1978 de gelederen bij de senioren kwam versterken en ook het toen zo begeerde H-nummer haalde werd Poppinga bij geheel motocross-minnend Nederland populair. Of je in die tijd nu fan was van Wolsink, Sigmans, Herlings, Karsmakers of Rond, je had ook een zwak voor Klaas Poppinga. Als jouw rijder uitviel moedigde je Poppinga aan. En vaak ook als jouw held niet uitgevallen was! Hij zorgde altijd voor strijd, gaf zich nooit gewonnen en gaf al helemaal nooit op. Daarbij kwam dan nog zijn onnavolgbare rijstijl. Poppinga ging bij de start met zijn kont op de buddy zitten en kwam daar pas na de finish weer af. Ik was een keer in Namen op de Citadel en Poppinga reed ook mee in de GP. Voor diegene die het legendarische circuit in Wallonië kent weet dat, nadat je bij het café de weg over bent gereden, er een driedubbele steile opstap komt. Ik heb toen de hele zaterdagmiddag in het zonnetje gezeten en mijn ogen uitgekeken hoe Poppinga die hindernis nam. Het altijd wat hoge stuur ferm tussen de knuisten, kont in het zadel en dan maar zien dat je er aan blijft hangen. Op een gegeven moment klonk er zelfs een applaus als Poppinga weer langs was geweest en de top ongeschonden had gehaald!
Toen ik onlangs op weg was vanuit de Achterhoek naar Friesland om dit verhaal met Poppinga te maken, moest ik daar weer aan denken en schoten er nog veel meer herinneringen door mijn hoofd. In de jaren tachtig werkte ik ook voor crossbrillenfabrikant Scott en Poppinga kreeg net als de meeste GP-rijders in die tijd materiaal als hij dat nodig had. Ik hoor hem nog zeggen. ”Hé Derk, heb je nog een paar van die donkere glazen, dan zie ik die bomen ok niet zo.” En tijdens de training van de Grand Prix van Markelo maakte hij de legendarische opmerking: “Zeg, wie is dat mannetje met die groene Kawa, want die rijdt stevig door, ja.” En dat ging dus over wereldkampioen Brad Lackey, die op het startterrein echter buitenom door Klaas voorbij werd geblazen. Aangekomen bij huize Poppinga in Surhuisterveen blijkt al snel dat Klaas geen streep is veranderd. Nog steeds blond haar, weliswaar nu met een permanentje, nog steeds pretogen en nog steeds een brede glimlach. Het gesprek komt natuurlijk al snel op die dag in Norg.
Poppinga: “Het was natuurlijk een mooie overwinning, maar ik had er dat jaar al een paar gewonnen. Dat circuit lag me wel. Gas erop en als een grasbaanrijder die lange bochten door op het startterrein. Een paar dagen later bleek dat Oenema me gebeld had. Ik kende hem toen nog niet, maar mijn moeder vertelde me dat er iemand van de cross had gebeld en of ik terug wilde bellen. En dat vergat ik weer helemaal. Maar toen ma een paar dagen later zei dat die man alweer had gebeld en dat het belangrijk was, heb ik hem maar eens teruggebeld. Hij wou dus mijn sponsor worden. Nou, dat kon! Sinds die dag heb ik bijna mijn hele crosscarriere voor hem gereden. Ik werkte in die tijd bij de Nacap die de gasleidingen in Noord-Nederland aanlegde. In 1978 kon ik bij Oenema, één van de grootste Mercedes-handelaren van Friesland, in de werkplaats aan de slag. Op die manier kreeg ik de kans om veel meer te trainen. En omdat Oenema ook sponsor was van de voetbalclub Heerenveen kon ik daar onder de hoede van ex-schaatser Jos Valentijn aan mijn conditie werken. Ik ben toen in een jaar tijd enorm vooruitgegaan, maar de top kon ik net niet halen. Ik heb het wel geprobeerd, maar mannen als Rond, Wolsink, Sigmans en Karsmakers waren net een maa tje te groot voor mij. Ik moest het ook niet hebben van mijn talent, maar van mijn vechtlust en inzet. En ik was voor de duivel niet bang!”
mporteur Piet van Dijk. In 1980 had de standaard Maico 440 cc, maar de fabrieksrijders en enkele andere toppers hadden de beschikking over een speciaal 490 cc motorblok. Poppinga reed dat jaar sterk en kon met nog één wedstrijd te gaan – nota bene op de ´Prikkendam´ in het naburige Makkinga – nog derde worden in het Nederlands kampioenschap 500 cc. Piet van Dijk en Klaas Oenema staken de koppen bij elkaar en Klaas kreeg voor die laatste wedstrijd ook de beschikking over een 490 cc Maico blok. Dat pakte goed uit: Poppinga werd in de eerste manche achter Gerard Rond en Toon Karsmakers derde. Saillaint detail van die wedstrijd was dat Rond dat jaar op een fabrieks-Suzuki reed, maar nadat zijn contract niet werd verlengd stapte hij die laatste wedstrijd in Makkinga op een KTM. Maar met die derde plaats was ook de derde plaats in de eindstand veilig gesteld door Klaas. Dus ging hij er in de tweede heat nog eens goed voor zitten. Voor het massaal toegestroomde publiek won hij die manche, zijn thuiswedstrijd! Dat werd een van de hoogtepunten uit zijn lange loopbaan. Poppinga: “Dat 490-blok was toch wel een stuk sterker, waardoor je lang niet zoveel hoefde te schakelen dan met de 440. Ik kreeg van WP voor die ONK ook nog eens speciale vering en was dan ook extra gemotiveerd goed te presteren. Ik weet het nog als de dag van gisteren. Die laatste NK was erg laat in het jaar en het had die nacht al gevroren. Het circuit was keihard en dat paste me wel. Bij de start heb ik hem helemaal open gehouden en ik hoefde in de eerste heat alleen maar Rond en Karsmakers voor te laten. Ik was zelf in de slag met Sjaak Verwaaijen en toen ik hem geklopt had, was ik zeker van die derde plaats. In de tweede manche ging het nog beter. Ik had een goede start en ik heb het gas helemaal nooit meer dicht gedraaid. Het was toen het beste resultaat uit mijn loopbaan. Later bleek het ook de enige NK die ik ooit zou winnen en ik ben daar best trots op. In die tijd was de Nederlandse competitie erg sterk: Wolsink, Rond, Herlings, Sigmans, Karsmakers. Dat waren allemaal toppers die ook in het wereldkampioenschap geen gek figuur sloegen. Dat ik die dus af en toe kon verslaan, vond ik een hele prestatie. Een jaar later ben ik Yamaha gaan rijden. Dat was geen succes. Die Maico paste veel beter bij mijn rijstijl. Dat was in die tijd net een chopper. In 1981 ben ik weer voor Piet van Dijk en dus voor Maico gaan rijden. Dat ging alweer een stuk beter. Ik heb die jaren ook veel WK-wedstrijden gereden en dat vond ik machtig mooi. Dan stond ik in Namen tussen de groten der aarde, tenminste wat motocross betreft. Malherbe kwam dan met zijn glimmende sportwagen aanrijden en paradeerde met zijn mooie dame door het rennerskwartier. Haartjes strak in model en zo’n mooie zonnebril met van die pootjes die aan de onderkant van het montuur zaten. En natuurlijk strak in het wit, net als Malherbe zelf. Die reed toen in een geheel wit crosspak met op die witte crossbroek in rode letters Dede. Prachtig vond ik dat. En dan te bedenken dat ik een uurtje later gewoon strak naast hem achter het starthek stond. Ik ben blij dat ik dat allemaal mee heb gemaakt.”
In 1982, vijf jaar nadat Poppinga de 250 cc juniorwedstrijd won in Norg, werd op hetzelfde circuit opnieuw een Grand Prix verreden. En nu stond Poppinga opnieuw aan de start, maar dan in het hoofdprogramma, in de Grand Prix van Nederland. Het kan dan ook geen toeval zijn dat hij juist daar zijn beste GP-uitslag ooit scoorde. In de tweede manche lijkt Poppinga zelfs op weg naar een WK-punt, maar hij moest zich in de slotfase toch nog gewonnen geven en komt als dertiende over de streep. “Meer zat er in die tijd voor mij gewoon niet in,” weet Poppinga dertig jaar later. “Er waren een stuk of twaalf echte fabrieksrijders en dan nog een paar jongens die snelle spullen hadden. Voor ons privateers was het dus erg moeilijk om punten te scoren, want alleen de eerste tien kregen toen nog maar WK-punten. Ik stond een keer bij de technische keuring voor de GP op zaterdag te kijken toen alle motoren werden gewogen. Mijn Maico was 18 kilogram zwaarder dan een fabrieks-Suzuki! Ja, dan heb je dus geen schijn van kans. Het verschil tussen de fabrieksmotoren van toen en de productiemotoren waar wij op reden was destijds enorm. Niet alleen waren onze motoren een stuk zwaarder, ze hadden ook veel minder vermogen en de vering was ook niet te vergelijken. Dat ik die dag in Norg desondanks dertiende kon worden, was op dat moment dan ook het maximaal haalbare. Je wordt dan geklopt door drie speciale Suzuki’s en het hele officiële Hondateam. De best betaalde coureurs van Yamaha en Kawasaki en ook KTM had toen al een ècht team in de 500. Dan word je dus dertiende en dat is, als je alles achteraf op een rij zet, helemaal niet slecht. Ik kijk er dus ook met een goed gevoel op terug. Ik heb er uitgehaald wat er in zat. En er samen met mijn sponsors Oenema en Moll en mijn monteur Eize ook nog eens erg veel plezier aan beleefd. We hadden toen gelukkig ook wel eens tijd voor een grap en een grol, want de snaar kan niet altijd gespannen staan. Er is in die tijd zelfs een grammofoonplaatje over mij gemaakt en dat kan naast Gerrit Wolsink en Ad Verstegen geen andere crosser in Nederland zeggen! Nadat ik in 1985 met topcrossen ben gestopt, ben ik het ook altijd met alle plezier blijven doen. Een beetje grasbaan, af en toe een endurootje en verder reed ik ook heel graag op de weg. Tot voor kort vond ik het allemaal nog echt leuk. Maar ik ben er eind april tijdens de grasbaan van Vledderveen echter hard afgegaan en heb me daarbij goed gestoten. Ik weet eigenlijk niet of ik wel weer opstap. Ik ben intussen 55 en nog in goede gezondheid. Ik moet wel zorgen dat het zo blijft en dat ik niet op latere leeftijd nog een rotblessure oploop.”
“Maar ik blijf wel een echte liefhebber, ook van motocross, ja. Ik ga samen met Henk Moll en zijn zonen nog steeds regelmatig naar de ONK’s en een aantal GP’s. Naar Valkenswaard zijn we al geweest en we willen dit jaar ook nog naar Duitsland, Tsjechië,Frankrijk, die nieuwe wedstrijd in België en dan in september nog naar Lierop. Dan hebben we er dit jaar weer een stuk of zes gehad. Ik heb vroeger menig duel met Peter Herlings uitgevochten en ben nu een van de grootste fans van zijn zoon Jeffrey. Die jongen is ongelofelijk! Wint zo maar drie keer op rij de Nederlandse Grand Prix. Dan moet je dus echt wel wat in je mars hebben. Zeker als je ook nog kijkt naar de manier waarop hij wint. Dat vind ik nou machtig mooi, dat de zoon van je oude tegenstander iedereen de snot voor de ogen rijdt. Ik hoop dan ook van harte dat hij dit jaar met alles en iedereen – net als in Valkenswaard – de vloer aanveegt. Dan sta ik in Lierop te juichen, als die jongen wereldkampioen wordt. Dat hoop ik echt!”
Tekst Derk Jan Wolsink
Foto’s archief Klaas Poppinga
Dit verhaal komt uit Noppennieuws 99 (2013)