`ALS IK GELD WILDE UITGEVEN AAN DIE ONZIN, MOEST IK HET OOK ZELF MAAR VERDIENEN’
Jan Tijhuis komt net als zijn leerling Poorte en de nestor van de Overijsselse endurosport Derk de Vos uit de omgeving van Nijverdal/Hellendoorn. Hij was in de jaren zeventig van de vorige eeuw een van de beste coureurs in de prachtige sport die nu enduro heet, maar destijds nog betrouwbaarheidsrit werd genoemd. Tijhuis was niet alleen snel, maar maakte vooral indruk door zijn onverschrokkenheid en zijn no-nonsense benadering van de sport.
Zoals zo velen maakte ook Jan Tijhuis al als opgroeiend jochie kennis met de motorsport. In en om Nijverdal werd in de jaren zestig erg veel gereden en er was in de buurt altijd wel iemand die een wedstrijdje met brommers of motoren organiseerde. Dat is nu eigenlijk nog zo, want de plaatselijke motorclub MCNH en haar leden zijn nog steeds erg actief. Jan Tijhuis reed al vroeg op allerlei gemotoriseerde voertuigen en groeide als het ware op met het motorgeluid. Tijhuis: “Ik hielp in die tijd mijn buurman, die veehandelaar was, om een zakcentje te verdienen. Zo moest ik wel eens boodschappen voor hem doen met een DKW’tje of kalveren wegbrengen met de auto. Ik was toen nog maar een snotjongen van een jaar of twaalf, maar dat deed je gewoon en niemand die er iets van zei. Op een vrijdagmiddag reden we door het Wierdense Veen waar we woonden, en zagen we iemand krijt strooien. “Ah, de motoren komen weer”, zei mijn buurman. Bij navraag leerde ik dat de volgende dag de Overijssel Rit bij ons door het Wierdense Veen kwam en dat het gestrooide krijt de route markeerde. Dat leek me eigenlijk wel leuk en ik ben gaan kijken. Later ging ik ook naar de wedstrijden op de Eversberg en achter hotel De Uitkijk. Eenmaal besmet met het virus ging ikzelf op de zandweg de crossers nadoen op mijn Union met rolaandrijving. Ik had tijdens een van de wedstrijdjes iemand met een motor zien springen en dat leek me eigenlijk wel makkelijk, dus dat ging ik ook proberen. Ik was niet alleen, ik had ook nog een vriendje achterop. Dat springen ging nog wel, maar de landing ging helemaal mis. We kwamen op volle snelheid over een slingerpaadje de Eversberg af. Daar zat een in onze ogen geweldige springschans. Tot aan de schans ging alles goed, maar toen we loskwamen begon de Union over te hellen naar links en kwamen we met een doffe dreun op de grond terecht. Stuur krom, trappers krom en een flinke deuk in het ego waren het resultaat. Alle begin bleek moeilijk, maar het crossen heeft me nooit meer losgelaten. Op mijn zestiende had ik een Batavus Super Sport met drie versnellingen en in het begin werd die natuurlijk iedere week gepoetst. Het duurde niet lang of ook de Batavus moest eraan geloven en er werd uitvoerig getest op circuit De Uitkijk. Binnen de kortst mogelijke tijd waren we iedere zondagmiddag op het circuit te vinden en reden we onze eerste wedstrijdjes.” Op zeventienjarige leeftijd (Jeffrey Herlings won vijftig jaar later op die leeftijd zijn eerste wereldtitel) kocht Tijhuis zijn eerste échte crossmotor, ook een Batavus.
De eerste wedstrijd waaraan hij deel zou nemen, zal Tijhuis niet snel vergeten: “Ja, dat was wel heel bijzonder. Die wedstrijd was in Dedemsvaart, maar we hadden geen vervoer. Er werd toen nog snel een auto gehuurd. Het werd echter een kort ritje, want een dorp verderop, in Marle, reden we tegen de handwijzer aan en lag de auto in de prak. We hebben de wedstrijd vervolgens niet meer gehaald. Ik heb dat eerste jaar in 1961 vooral grasbaanraces bij ons in de buurt gereden. De race in Exloo op tweede Pinksterdag was helemaal top. Omdat er zo veel deelnemers waren werd er een D-klasse voor nieuwelingen ingesteld en daar deed ik aan mee. De races werden over drie manches verreden.”
“In de eerste heat werd ik derde en daar was ik erg blij mee. In de tweede manche kwam de winnaar van de eerste manche niet opdagen. Door de slechte geluidsinstallatie had hij niet gehoord dat we weer moesten rijden. Ik won toen die manche. In de derde manche werd ik vierde, maar omdat er ook nog een paar tegenstanders uitvielen, werd ik al met al eerste.” Een jaar later, in 1962, vraagt Jan Tijhuis zijn eerste startbewijs voor KNMV-betrouwbaarheidsritten aan. De eerste wedstrijd is natuurlijk de Overijssel Rit en samen met plaatsgenoot Henk Harmsen op een DKW rijdt Tijhuis op zijn Batavus-brommer met de nodige onderdelen van de crossbrommer eraan naar de start in Holten. Tijhuis: “We reden gewoon op de wedstrijdmotor naar Holten en onderweg hoorde ik al een paar keer iets kraken. Hoe langer de rit duurde, hoe luider het gekraak, totdat de ketting brak ergens achter Lemelerveld. Na lang duwen en veel zweten vond ik eindelijk een fietsenmaker waar de ketting gerepareerd werd. Ik ging snel weer verder, maar kwam opnieuw niet ver. Nu was de aantrapketting gebroken en die had een gat in het carter geslagen. Alle olie liep eruit en ik kon opnieuw duwen.”
Een jaar later rijdt Tijhuis op een Kreidler en leert hij tijdens een van de wedstrijden iemand kennen die een belangrijke rol in zijn leven zal gaan spelen, streekgenoot Derk de Vos. In 1963 rijdt Tijhuis zijn eerste Kampioensrit, dat toen nog een van de belangrijkste motorsportevenementen van het jaar was. Tijhuis vormt samen met Derk de Vos en Gerard Overmars het MCNH-team, maar haalt de eindstreep niet. De eerste dag komt Tijhuis met de hakken over de sloot op tijd binnen, nadat in de laatste kilometers zijn Kreidler geen vonken meer leverde. Op de tweede dag ging eerste de versnellingsbak kapot en toen ook de ontsteking opnieuw de geest gaf, moest Tijhuis liftend terug naar de start in het Brabantse Udenhout.
Tijhuis wordt thuis christelijk opgevoed en aanvankelijk vinden zijn ouders het maar niets dat Jan op zondag gaat crossen. Tijhuis: “Mijn vader zat zelfs in de gemeenteraad voor de Christelijk Historische Unie (CHU, later opgegaan in het CDA, red.). Het geloof was bij ons thuis belangrijk, maar toen ik tijdens een discussie vroeg wat nu precies het verschil was tussen de god van Hennie Janssen, een goede endurorijder uit Hellendoorn die katholiek was, en die van ons, kwam er geen antwoord. Het werd vervolgens gedoogd, maar ik kreeg wel de boodschap mee dat als ik geld wilde uitgeven aan die onzin, ik het ook maar zelf moest gaan verdienen. Ik ben toen ik van de ambachtsschool af kwam, gaan werken bij Ten Cate in Nijverdal. Met de kennis die ik daar heb opgedaan, door zelfstudie en door het volgen van lessen aan avondscholen ben ik later voor mezelf begonnen met het fabriceren en ontwikkelen van halffabricaten voor de kunststofindustrie.”
In mei 1966 besluit Tijhuis afscheid te nemen van zijn trouwe Kreidler en koopt hij bij Gert Rond (de onlangs overleden vader van Gerard Rond en fabrikant van Rond Sachs, het merk waarmee veel Nederlandse motocross- en endurotoppers hun internationale loopbaan zijn begonnen) zijn eerste 50 cc Rond Sachs. De samenwerking met Rond verloopt meteen goed en Jan gaat dat jaar met hem naar Oost-Duitsland, om in Reisa zijn eerste internationale wedstrijd te rijden. “Volgens Rond was het, als je een betere coureur wilde worden, ook belangrijk dat je op de moeilijke buitenlandse routes en proeven uit de voeten kon. Die eerste wedstrijd in Reisa en de reis ernaartoe waren echt een heel avontuur. We vertrokken donderdag om ongeveer negen uur en kwamen pas de volgende dag om een uur of één in Reisa aan. Een ritje van amper vijfhonderd kilometer waar je dus ruim anderhalve dag over deed. De eerste dag ben ik zonder strafpunten rondgekomen. Op de tweede dag was Rond vergeten om ons een lijst met passeertijden voor de controles mee te geven en klokten we te laat in. Ik kreeg elf strafpunten aan mijn broek, maar had verder lekker gereden. Ik heb toen de smaak te pakken gekregen van het rijden op de harde ondergrond in het buitenland. Ik ben in de tijd dat ik Rond Sachs reed samen met Rond heel vaak in de DDR geweest, waardoor we veel ervaring opdeden in de internationale wedstrijden. Ik ben toen ook zesdaagsen gaan rijden en dat was helemaal vreselijk mooi.”
Tijhuis volgt in 1968 de raad van Stef van der Sluis op en besluit mee te doen aan de zesdaagse in het Italiaanse San Pellegrino. Hij wordt tweede Nederlander achter Frits Selling, die daar als enige Nederlander een gouden medaille haalt. Zelf komt Tijhuis met een zilveren plak thuis. “Het mooiste van die zesdaagse in San Pellegrino was voor mij de slotproef. Tegenwoordig heet dat slotcross, maar dat was toen nog een race en die was daar op het circuit van Monza. Om aan die slotrace te mogen deelnemen, had ik al heel wat problemen moeten overwinnen. Op de eerste dag was ik regelmatig de koppeling van mijn 75 cc Sachs kwijt en liep zodoende tegen een berg stafpunten aan. Ik kreeg vervolgens van enkele goede, ervaren Duitse coureurs die ik tijdens de internationale races in de DDR had leren kennen veel tips. Vooral van Heinz Brinkmann en de oude rot Kaiser heb ik die eerste zesdaagse veel geleerd. `Jan, je moet op de route niet te hard rijden, rijdt langzamer en zeker niet sneller dan Brinkmann, anders gaat je motor kapot’, zeiden ze. Ik heb me die wijze lessen van de ervaren Duisters goed in de oren geknoopt en heb daar in al die jaren dat ik gereden heb veel aan gehad.” In 1972 stapt Tijhuis na vijf jaar Rond Sachs over op een, door zijn plaatsgenoot Derk de Vos geïmporteerde, Monark. Opvallend is dat Tijhuis opnieuw kiest voor een lichte motor. Tijhuis zal vervolgens vier jaar op Monark rijden en als De Vos importeur wordt van SWM stapt Tijhuis in 1977 over op dat Italiaanse merk. In zijn carrière rijdt Tijhuis in totaal vijftien zesdaagsen, waarin hij zes gouden en drie zilveren medailles haalt en komt hij vaak uit voor het officiële Nederlandse Trophy-team.
Tijdens zijn lange loopbaan in de betrouwbaarheidsritten heeft Tijhuis ook altijd gecrosst. “We crossten altijd in de tijd dat er geen ritten waren. Op bijna dezelfde motor, dus het was ook nog eens een goede training. In tegenstelling tot de enduro’s, waar ik vaak heb gewonnen en ook zeven keer Nederlands kampioen werd, heb ik in al die jaren maar één keer een motocross gewonnen. Dat was op zondag 23 mei 1971 in Borculo, op een 400 cc Suzuki.”
Jan Tijhuis is inmiddels 69 jaar oud, maar nog zo fit als een hoentje. En hij is ook nog steeds vaak te vinden bij de endurowedstrijden. Hij gaat samen met zijn zoons Dinand en Erwin naar verschillende classic enduro’s. Dinand is inmiddels ook al twintig keer gestart in een ISDEzesdaagse en heeft daarin maar liefst zeventien keer de eindstreep gehaald! Onlangs waren ze nog met hun drieën bij de Classic Enduro in het Duitse Zschopau.
Dinand reed daar op een fraai gerestaureerde 125 cc Rond Sachs uit 1968. Jan volgde hem op de voet op zijn KTM 990 Adventure, waarmee hij langs de controleposten en proeven toerde en Erwin maakte ondertussen foto’s voor zijn websites www.classicenduro.nl en www.sixdays.nl. Ook op de Nederlandse wedstrijden is de familie Tijhuis nog altijd aanwezig, want Dinand rijdt ook niet onverdienstelijk in de 40+-klasse.
Foto’s: archief Jan Tijhuis
Dit artikel komt uit Noppennieuws 5 / 2014