‘IK BEN NOG STEEDS HARTSTIKKE GEK OP MOTORRIJDEN’
In het midden van de jaren zestig wordt motocross steeds populairder. De Britse viertakten maken langzaamaan plaats voor de lichte tweetakten van eerst Greeves en Lindström en later CZ, Husqvarna en Maico. Tegelijkertijd staat er een hele lichting nieuwe motocrossers op. Internationaal zijn de nieuwe helden onder andere Paul Friedrichs, die van 1966 tot en met 1968 wereldkampioen 500 cc op CZ wordt, en in de kwartliterklasse is Torsten Hallman op zijn Husqvarna de gevierde man. Ook staan de latere toppers Joel Robert, Bengt Aberg, Arne Kring, Roger De Coster en Heikki Mikkola aan het beging van hun carrière. Veel concurrentie dus, maar desondanks is er een drietal Nederlandse coureurs die zich een plaats weten te verwerven in de internationale top: Frans Sigmans, Gerrit Wolsink en Pierre Karsmakers. Dit illustere drietal beheerst jarenlang de Nederlandse motocross en zorgt ervoor dat er veel publiek naar de wedstrijden komt.
Pierre Karsmakers is de eerste van deze ‘Grote Drie’ die echt doorbreekt met een Nederlandse titel in 1967. Pierre groeit op in het Brabantse kerkdorp Aalst, vlak bij Waalre, in een gezin met maar liefst acht kinderen. Vader Piet heeft een carrosseriebedrijf en maakt aanhangwagens voor onder andere het bedrijf van de opa van Gerard de Rooij. Pierre’s oom is de bekende crosser Frans Baudoin, die in 1954 (als Pierre net acht jaar oud is) Nederlands kampioen wordt in de 500 cc klasse. Karsmakkers gaat natuurlijk weleens kijken naar de verrichtingen van zijn beroemde oom en als ook zijn oudste broer Martien bij de zogenaamde zwarte bond gaat crossen, is ook de interesse bij Pierre gewekt. Karsmakers: “Doordat er in mijn directe omgeving veel gecrosst werd, was ik als klein manneke al erg geïnteresseerd. Ik ging ’s woensdagsmiddags vaak met mijn fietsje naar Eindhoven waar oom Frans een motorzaak had. Dan ging ik dus een paar uur motoren kijken. Op een gegeven moment heb ik de stoute schoenen aangetrokken en aan mijn moeder verteld dat ik eigenlijk ook wel zo’n crossmotor wilde hebben. ‘Komt niets van in, over mijn lijk’, was het antwoord. Dat zat me niet lekker en toen een andere oom een keer op de koffie kwam en vroeg wanneer ik wilde gaan crossen, antwoordde ik in al mijn onschuld dat ik nog even moest wachten, want eerst moest moeder overlijden. Ik bedoelde dat natuurlijk niet zo, want ik was juist een echt mamaskindje en stapelgek op mijn moeder. Maar het was misschien wel tekenend voor het feit dat ik al zo jong echt dag en nacht met crossen bezig was. Ik ben toen zelf maar allerlei klusjes gaan doen, van auto’s wassen tot aan bij de benzinepomp staan. En ik had ook een zaterdagbaantje bij een dekzeilenfabriek. Toen ik genoeg bij elkaar gespaard had, kocht ik een 50 cc brommertje. Die had ik bij een vriendje thuis gestald, maar dat kwam natuurlijk al snel uit. Ik was een keer gevallen en had me daarbij lelijk gebrand aan de uitlaat. Het was zo erg dat ik wel naar de dokter moest en toen was natuurlijk bekend dat ik een crossbrommer had. Mijn moeder had enigszins gelijk gekregen dat het gevaarlijk was. Maar omdat ze ook zag dat ik het zo graag deed, mocht ik toch blijven crossen.”
“Ik heb na een poosje geld geleend van mijn vader en kon toen een tweedehands Greeves kopen in Bleiswijk. Daar ben ik mee gaan rijden bij de zwarte bond. Toen ging het snel, want al na een paar wedstrijden kreeg ik van Selling (de toenmalige topcrossers Rob en Frits Selling importeerden Greeves in Nederland, red) een aanbieding om voor hen te rijden. Ik kreeg een motor en er ging ook een monteur mee naar de wedstrijden, want in die tijd gingen de crossmotoren nog weleens kapot. Toen ik mijn rijbewijs gehaald had ben ik meteen naar de KNMV gegaan, waar ik in 1967 Nederlands kampioen werd.”
In die periode trouwt Karsmakers en hij probeert als motocrosser een bestaan op te bouwen. Hij wordt in 1969 en in 1972 nog twee keer Nederlands kampioen, rijdt veel internationale wedstrijden en probeert ook in de GP’s een voet aan de grond te krijgen. De doorbraak op mondiaal niveau wil echter maar niet lukken. Karsmakers: “Ik heb er in die tijd echt alles aan gedaan. Ik onderhield en prepareerde zelf mijn motoren, was fysiek altijd topfit en had ook best goede resultaten. Als Nederlander was het echter een stuk moeilijker om een goede deal te krijgen dan bijvoorbeeld als Zweed of Duitser. Ik kwam op het punt dat ik keuzes moest maken en in 1972 verdiende ik nog steeds te weinig om mijn gezin een goede toekomst te bieden. Toen was ik al eens in Amerika geweest om de in die tijd razend populaire Trans AMA Serie te rijden en ging daar eind 1972 opnieuw naartoe. Ik had mezelf toen voorgenomen om daar te gaan kijken of ik ergens een contract kon krijgen en zo niet, dan zou ik stoppen en een gewoon beroep kiezen. Ik reed dat najaar goed in Amerika en kreeg in dezelfde week een aanbieding van Kawasaki én Yamaha! Ik 119 heb daar toen nog een test gedaan met Kawasaki, maar omdat ik naar huis moest kon ik niet meer met de Yamaha rijden. Eenmaal thuis heb ik met mijn vrouw Denise overlegd en we besloten de gok te wagen: ik tekende voor Yamaha. Dus ik ben terug naar Amerika gegaan om in Californië in de buurt van San Diego een huis te zoeken en vier maanden later is mijn familie ook overgekomen. Ik voelde me daar direct thuis. Dat kwam vooral doordat ik me bij Yamaha erg welkom voelde. Ik kreeg alle steun die ik nodig had; het was één grote familie en dat vertrouwen en de hulp die ik van de mensen bij Yamaha kreeg, gaf mij veel zelfvertrouwen.”
Karsmakers lijkt dat eerste jaar vleugels te hebben, want de Brabander wint bijna alle wedstrijden waaraan hij deelneemt en pakt in Amerika de titel in de 500 cc klasse. Hij wint ook de belangrijke Florida Winterserie en werd tweede in het 250 cc kampioenschap. In 1974 zou Karsmakers opnieuw kampioen geworden zijn, want hij scoort weer de meeste punten, maar de AMA heeft tussentijds de regels veranderd waardoor een buitenlander geen Amerikaans kampioen meer kon worden. Karsmakers over zijn succes: “Ik was toen een echte prof. Ik hoefde alleen maar te testen en wedstrijden te rijden en kon me daar dus vol op concentreren. Sommige Amerikanen waren ook best snel en af en toe zelfs sneller. Ik zorgde er echter altijd voor dat ik topfit was en daarmee maakte ik vaak het verschil. Mentaal was ik ook erg sterk, omdat ik van Yamaha het volste vertrouwen had gekregen. Dat ik in 1974 geen officiële titel meer kreeg was natuurlijk jammer. Bij de mensen van Yamaha maakte dat echter niet veel uit, zolang ik de wedstrijden maar won.” In 1974 schreef Karsmakers echter toch geschiedenis, hij werd namelijk de eerste Supercross kampioen van Amerika. Dat was toen eigenlijk nog helemaal niet zo belangrijk, want wat we nu de Outdoor-motocross noemen, was toen nog veel belangrijker. Nu is dat andersom en Karsmakers krijgt als eerste Supercross-ster al snel een heldenstatus. En die status is onlangs nog eens bevestigd, want onze landgenoot werd toegelaten tot de AMA Hall of Fame. “Dat was een hele eer. Tijdens een ceremonie werden we op de grote motorshow in Orlando in oktober jongstleden op een speciale meeting in het zonnetje gezet. Je kunt dan merken dat je als ex-topsporter in Amerika écht gewaardeerd wordt. Ik kwam daar natuurlijk ook verschillende andere oud-motorsporttoppers tegen. Zo werden die dag ook Mike Larocco (nu manager van het Honda-Geico team), Tom White (van White Brothers) en Will Davidson (de grote man van Harley-Davidson) gehuldigd. Al met al een machtige ervaring en ik ben dan ook apetrots dat ik als eerste Nederlander in de AMA Hall of Fame ben opgenomen.”
In 1975 maakt Karsmakers ondanks zijn goede verhouding met het Yamaha-team de overstap naar Honda. Karsmakers: “Honda had me al een paar keer benaderd, maar ik had het zo naar mijn zin bij Yamaha dat ik er nog niet op was ingegaan. Eind 1974 kwamen ze opnieuw en deden me toen een aanbieding waar ik bijna geen nee tegen kon zeggen. Ik ben met dat bod naar Yamaha gegaan met de vraag of zij dat ook konden bieden. Het was toen echter oliecrisis in Amerika en Yamaha wilde niet zo ver gaan. We zijn daarop als goede vrienden uit elkaar gegaan en ik ben voor Honda gaan rijden. Ik moest natuurlijk zo veel mogelijk wedstrijden winnen en was ook testrijder. Mijn technische achtergrond en goede talenkennis kwamen me daarbij goed van pas, want ik werd van hot naar her gestuurd. Zo heb ik ook in mijn Honda-jaren een gedeelte van het wereldkampioenschap kunnen rijden en in 1975 heb ik een van de doelen die ik mezelf in het leven gesteld had kunnen verwezenlijken: ik won de Canadese Grand Prix. Dat gaf mij grote voldoening, want nu had ik ook laten zien mannen als De Coster, Mikkola en Wolsink te kunnen verslaan.”
“Ondanks de successen die ik bij Honda had, heb ik me er nooit zo thuis gevoeld als bij Yamaha . Ik was dan ook blij dat ik 1978 weer terug kon. Bij Yamaha heb ik mijn crosscarrière afgemaakt en ik heb later ook nog op een Yamaha in de viertaktklasse met de speciale XT gereden. Ook dat was een mooie tijd, want in 1980 werd ik nog AMA Worldchampion Four Stroke. Toen was het wel mooi geweest. Mijn vrouw wilde graag terug naar Europa en we zijn in Hamont-Achel net over de grens in België gaan wonen. Daar ben ik Karsmakers USA Import begonnen; we waren in die tijd onder andere importeur van Oakley.”
Na zijn succesvolle crosscarrière is het een aantal jaren stil rond Karsmakers, totdat hij in 1987 samen met zijn broer Toon, die net al Pierre een goede crosser is en drie keer Nederlands kampioen 500 cc werd, aan de beroemde Parijs- Dakar Rally meedoet. De Dakar wordt destijds nog in Afrika gereden en is dan echt het zwaarste motorsportevenement ter wereld. Karsmakers: “Ik had toen een paar jaar niet gecrosst, maar nog wel veel offroad gereden en was nog steeds zo fit als een hoentje. Ik kon zonder risico’s te lopen goed met de toppers meekomen en werd beste privérijder met een tiende plaats.” Een jaar later pakt het Drum Store Team waar Karsmakers voor rijdt nog groter uit: Oud-motocrosswereldkampioen Harry Everts wordt aan het team toegevoegd en de dan nog piepjonge Eric Verhoef wint een Nederlandse selectiewedstrijd en mag ook mee. Karsmakers begint goed, maar valt halverwege hard van zijn Honda. Karsmakers: “Ik had me voorgenomen om me koest te houden tot na de rustdag. Ik had nog maar weinig problemen gehad tot dat moment en kon het tempo van de top goed volgen. De dag voor de rustdag kwamen we in terrein dat me goed lag en toen ben ik van mijn plan afgeweken. Ik ben toch gaan aanvallen en toen ging het mis. Ik viel, brak mijn bekken en moest met het vliegtuig naar huis. Vreselijk stom, want ik had het gevoel dat ik dat jaar echt voor het podium had kunnen gaan.”
Samen met zoon Jirky besluit Karsmakers om op 53-jarige leeftijd toch nog een keer deel te nemen aan de Dakar, die dan van Dakar door Noord-Afrika naar Egypte gaat. Karsmakers: “Ik had mijn zoon beloofd dat, wanneer hij binnen vier jaar zijn studie in Amerika zou afmaken, hij van mij een Harley zou krijgen. Dat lukte hem, maar toen het puntje bij paaltje kwam wilde hij geen Harley, maar samen met mij de Dakar rijden. We zijn vervolgens in training gegaan en hebben samen de rally uitgereden. Dat was natuurlijk een fantastische ervaring. Ik werd zelfs nog dertiende en Jirky kwam als 25e over de streep. Daar geniet ik nu nog van. Ik ben ook nog steeds hartstikke gek op motorrijden en ik rij daarom ook nog veel op mijn enduromotor. We zijn vorige week nog met een heel stel een weekje in Frankrijk wezen rijden en dan geniet ik van de eerste tot de laatste minuut. Ook de cross volg ik nog op de voet. Ik ga niet meer zo vaak naar een wedstrijd, maar kijk wel alles op tv. Wat die Herlings presteert vind ik zo mooi. Ik kwam hem laatst een keer tegen en hij wist ook wie ik was. En dat ik nog met zijn vader had gereden. Toen hij vroeg wat ik allemaal gewonnen had en hoorde dat ik ook Supercross-kampioen van Amerika was geweest, gaf hij zonder lang na te hoeven denken een mooi antwoord: ‘Dat wil ik ook!’”
Tekst DJW
Foto’s Nederlands Motor- en Bromfietsarchief
Dit artikel komt uit Noppennieuws 6 / 2014